De kleine vliegenvanger, wetenschappelijk bekend als Ficedula parva, is een kleine vogel die voorkomt in Europa, Aziƫ en Noord-Afrika. Het is een trekvogel die in de zomer naar het noorden vliegt om te broeden en in de winter naar het zuiden trekt. In Nederland is de kleine vliegenvanger een zeldzame gast, maar er zijn enkele broedgevallen bekend.
Uiterlijk van de kleine vliegenvanger
De kleine vliegenvanger heeft een lengte van ongeveer 12 centimeter en weegt gemiddeld 10 gram. Het verenkleed van de mannetjes en vrouwtjes verschilt enigszins. Het mannetje heeft een zwarte kop, rug en staart, met een witte buik en borst. De vleugels zijn zwart met een witte vlek op de schouders. Het vrouwtje heeft een bruine kop en rug, met een lichtere buik en borst. De vleugels zijn bruin met een witte vlek op de schouders. Beide geslachten hebben opvallende witte vlekken aan de zijkant van de staart.
Kleine vliegenvanger geluid
Het geluid van de kleine vliegenvanger is een zacht en fluitend “tsiep” geluid. Dit geluid wordt voornamelijk gebruikt om territorium te markeren en om te communiceren met andere vogels.
Leefgebied
De kleine vliegenvanger komt voornamelijk voor in bossen, parken en tuinen met voldoende bomen en struiken om te broeden en te foerageren. Ze geven de voorkeur aan gebieden met een mix van open plekken en dichte begroeiing. In Nederland zijn ze vooral te vinden in de oostelijke en zuidelijke delen van het land.
Voeding
De kleine vliegenvanger is een insecteneter en voedt zich hoofdzakelijk met vliegende insecten zoals vliegen, muggen en kevers. Ze jagen op hun prooi vanaf een tak of vliegen vanuit de lucht om insecten te vangen. Andere voedselbronnen zijn spinnen en kleine vruchten.
Enkele voorbeelden van voedsel dat de kleine vliegenvanger eet zijn:
– Vliegen
– Muggen
– Kevers
– Spinnen
– Kleine vruchten
Voortplanting
De kleine vliegenvanger begint met broeden in het voorjaar, meestal in mei. Het vrouwtje bouwt een nest in een boomholte, rotsspleet of nestkast. Het nest wordt gemaakt van takjes, mos en veertjes en wordt gevoerd met fijne wortels en gras. Het vrouwtje legt gemiddeld 4 tot 6 eieren, die ze ongeveer 14 dagen bebroedt. Na het uitkomen van de eieren worden de jongen nog ongeveer 14 dagen gevoerd door beide ouders.
Kleine vliegenvanger broedseizoen
Het broedseizoen van de kleine vliegenvanger begint in mei en duurt tot juli. In deze periode zijn ze het meest actief en laten ze zich vaak horen.
Enkele kenmerken van het broedseizoen van de kleine vliegenvanger zijn:
– Begin: mei
– Einde: juli
– Actief en vocaal gedrag
Bedreigde status
De kleine vliegenvanger heeft geen specifieke bedreigde status en wordt niet als bedreigd beschouwd. De populatie wordt als stabiel beschouwd, alhoewel er lokale afnames kunnen voorkomen door habitatverlies en verstoring.
Familie
De kleine vliegenvanger behoort tot de familie Muscicapidae, ook wel de vliegenvangers genoemd. Andere vogels die behoren tot deze familie zijn onder andere:
– Bonte vliegenvanger (Ficedula hypoleuca)
– Grauwe vliegenvanger (Muscicapa striata)
– Tapuit (Oenanthe oenanthe)
Vergelijkbare vogels
Er zijn enkele vogels die op de kleine vliegenvanger lijken, maar niet tot dezelfde familie behoren. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
– Boomklever (Sitta europaea)
– Gekraagde roodstaart (Phoenicurus phoenicurus)
– Zwarte roodstaart (Phoenicurus ochruros)